Op 10 december 1948 nam de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens aan in een dappere poging de grondrechten van ieder mens vast te leggen. Vanzelfsprekend moest de Verklaring zien op alle mensen ter wereld, van alle rassen, nationaliteiten, geloven en overtuigingen. Vandaar het bijvoeglijk naamwoord “Universele”.
De Verklaring bevat onder andere overbekende rechten als vrijheid, gelijkheid en het recht op leven, maar daarnaast ook een aantal rechten die niet dagelijks worden geciteerd. Ik neem aan vanwege de grote schaamte die een mens overvalt bij lezing ervan. Ik zal dictaturen buiten beschouwing laten en mij beperken tot een paar aperte inbreuken op de Verklaring door landen die zichzelf zien als een baken van vrijheid en democratie in een overigens duistere wereld.
Artikel 5
Niemand zal onderworpen worden aan folteringen, noch aan een wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing.
Artikel 9
Niemand zal onderworpen worden aan willekeurige arrestatie, detentie of verbanning.
Artikel 10
Een ieder heeft, in volle gelijkheid, recht op een eerlijke en openbare behandeling van zijn zaak door een onafhankelijke en onpartijdige rechterlijke instantie bij het vaststellen van zijn rechten en verplichtingen en bij het bepalen van de gegrondheid van een tegen hem ingestelde strafvervolging.
Lezing van deze artikelen brengt bij mij onmiddellijk bij Guantanamo Bay en Abu Graib in gedachten. Waterboarding, sleepdeprivation en vernederingen, met medeweten en goedvinden toegepast door de regering van The Land of the Free, Home of the Brave. Overigens schijnen waterboarding en het onthouden van slaap te zijn verzonnen door juristen die, in opdracht van de federale overheid, zochten naar verhoormethoden die net geen “inhumane treatment” op zouden leveren. Vast staat wel dat juristen hebben verzonnen dat “enemy-combattants” geen soldaten zijn in de zin van het Verdrag van Geneve. Omdat de Verklaring geen rechtens afdwingbare rechten bevat, kunnen er dus meer dan 10 jaar na hun vaak willekeurige gevangenneming nog steeds mensen in kooien zitten die nog nooit een rechter van dichtbij hebben gezien.
Artikel 12
Niemand zal onderworpen worden aan willekeurige inmenging in zijn persoonlijke aangelegenheden, in zijn gezin, zijn tehuis of zijn briefwisseling, noch aan enige aantasting van zijn eer of goede naam. Tegen een dergelijke inmenging of aantasting heeft een ieder recht op bescherming door de wet.
Toegegeven: in 1948 kon men nog niet weten van internet, e-mail en de mogelijkheden dat af te tappen. Sterker nog: het overgrote merendeel van de mensheid had nog geen telefoon en de NSA zou pas in 1952 worden opgericht. De gedachte dat onze eigen AIVD zich aan iets dergelijks schuldig zou maken leek lange tijd onzinnig. Inmiddels weten we beter, maar llopt iedereen weer door..
Artikel 23
Een ieder heeft recht op arbeid, op vrije keuze van beroep, op rechtmatige en gunstige arbeidsvoorwaarden en op bescherming tegen werkloosheid.
Een ieder, zonder enige achterstelling, heeft recht op gelijk loon voor gelijke arbeid.
Een ieder, die arbeid verricht, heeft recht op een rechtvaardige en gunstige beloning, welke hem en zijn gezin een menswaardig bestaan verzekert, welke beloning zo nodig met andere middelen van sociale bescherming zal worden aangevuld.
Artikel 24
Een ieder heeft recht op rust en op eigen vrije tijd, met inbegrip van een redelijke beperking van de arbeidstijd, en op periodieke vakanties met behoud van loon.
In grote delen van de wereld, vaak niet eens ver van ons verwijderd worden werknemers nog altijd als lijfeigenen behandeld. Zij laten zich zo behandelen om dat het beginsel van “voor hen een ander” bij verzet een nog uitzichtlozer leven betekent. Kinderarbeid floreert nog altijd, werktijden zijn vaak onmenselijk lang en van doorbetaalde vakantie heeft nog nooit iemand gehoord. Life is een onverminderde struggle en wij bezien het allemaal vanuit ons eigen Luilekkerland, waarin de markt om zo goedkoop mogelijk geproduceerde producten vraagt.
Artikel 25
Een ieder heeft recht op een levensstandaard, die hoog genoeg is voor de gezondheid en het welzijn van zichzelf en zijn gezin, waaronder inbegrepen voeding, kleding, huisvesting en geneeskundige verzorging en de noodzakelijke sociale diensten, alsmede het recht op voorziening in geval van werkloosheid, ziekte, invaliditeit, overlijden van de echtgenoot, ouderdom of een ander gemis aan bestaansmiddelen, ontstaan ten gevolge van omstandigheden onafhankelijk van zijn wil.
Denkend aan bijvoorbeeld het platteland van Mali en Burkina Faso, waar de dood altijd op de loer ligt, waar 10% minder regen dan normaal tot (plaatselijke) hongersnood leidt, waar nauwelijks medische zorg is voor wie dan ook en waar niemand nog ooit heeft gehoord van voorzieningen tegen ziekte werkloosheid e.d., is het eigenlijk beschamend om te lezen. Wat heeft iemand in die gebieden aan deze rechten?
Het rijke deel van de wereld dat ik gemakshalve “Het Westen” zal noemen slaat zich met grote regelmaat op de borst dat er al zoveel is bereikt. Voortdurend wordt andere landen voorgehouden dat ze een voorbeeld moeten nemen aan de Universele Verklaring, die toch al meer dan 65 jaar oud is. Buitengewoon gratuite als je bedenkt dat het Westen zelf de Verklaring met voeten treedt. Hypocriet en opportunistisch als je bedenkt dat het Westen, ondanks de fenomenale rijkdom waar het op zit, zeker niet bereid is de rechten uit de Universele Verklaring afdwingbaar te maken, door hetgeen daarvoor nodig zou zijn ter beschikking te stellen.
Laten we de Verklaring omdopen tot de Universele Verklaring van de Rechten van de Westerse Mens en voor de rest van de wereld een iets minder ambitieuze, maar afdwingbare rechten bevattende Verklaring schrijven. Een Verklaring die door iedere wereldburger, in welk land ter wereld dan ook, kan worden ingeroepen om leven, vrijheid, gezondheid en bescherming tegen onrecht te verkrijgen. Dat kost een paar centen, maar uiteindelijk is het de enige manier om (weer) met onszelf en de rest van de wereld te leren leven.