Hoewel met name juristen met grote graagte een eigen invulling aan “De Wet” geven blijft toch het aloude adagium “Lex dura sed Lex” (“de Wet is hard, maar zij is de Wet”) terecht het uitgangspunt. Waar zouden we immers zijn als iedereen maar zijn eigen vaak door emoties, religie of andere ingegeven particuliere meningen in strijd met de Wet straffeloos zou mogen volgen in plaats van of zelfs boven die Wet?
Het is geen toeval dat wetten over het algemeen gemaakt worden door mensen met verstand van zaken, die bovendien met enige distantie naar het probleem in kwestie kunnen kijken. Die ook meewegen hoe die betreffende Wet in andere gevallen uit zou kunnen pakken, wat de risico’s zijn, welke deuren er door de invoering van zo’n Wet worden opengezet. Bovendien zullen die wettenmakers afwegen of het niet anders kan. Beter. Humaner. Ze zullen zich laten voorlichten door de knapste koppen op dit terrein, leden van de Raad van State, adviescommissies, beroepsverenigingen en ga zo maar door. En pas als dat hele traject zorgvuldig is doorlopen en is voorzien van de daarbij behorende democratische legitimatie, wordt een voorstel Wet. Daar past ontzag en gehoorzaamheid bij. Ook als je het vanwege je eigen particuliere opvattingen, je emotie of je religie, graag anders had gezien.
Vorenstaande geldt bij de vraag of er alleen rechte of ook kromme komkommers in de supermarkt mogen worden verkocht, maar toch in ieder geval als er sprake is van leven of dood, van bescherming van zwakkeren tegen een ander, maar vooral ook tegen zichzelf. In dat verband heb ik mij zeer gestoord aan de column van Bert Keizer in dagblad Trouw. Keizer beschrijft hoe hij als scen-arts betrokken was bij een euthanasieverzoek van een kerngezonde 80-jarige. Een verzoek waaraan hij gelet op de tekst van de Wet niet kon voldoen (naar ik aanneem omdat er naar zijn oordeel geen sprake was van uitzichtloos en ondraaglijk lijden). Daarom had hij de man beloofd hem van goede informatie te voorzien met behulp waarvan hij zelf zijn leven zou kunnen beëindigen, zeker gelet op de bij het gesprek aanwezige zeer kranige zoon die zeer wel in staat zou zijn zijn vader bij te staan op dit punt (Lees: een handje te helpen bij het doden van zijn kerngezonde vader). Nadat een bijtijds ingevlogen tweede scen-arts had besloten dat het toch allemaal wel kon (kennelijk is voor sommige scen-artsen de enkele doodswens wel voldoende voor het vaststellen van uitzichtloos en ondraaglijk lijden) en “de patiënt” tot grote vreugde van Bert Keizer toch was ge-euthanaseerd, welke euthanasie ook was goedgekeurd door de regionale toetsingscommissie, reflecteerde Keizer zijn eigen handelen:
“Het kader van de Wet blijkt mij helemaal niet te interesseren als ik deze levensbeëindiging moreel beoordeel. Ik vind gewoon niet dat hier iets schandaligs is gebeurd. Wat ik eigenlijk op het spoor kom is dat ik hulp bij zelfdoding uit het strafrecht wil hebben. Waarmee de euthanasiewet overbodig wordt. Er zullen patiënten blijven die in het kader van hun ziekte liever door hun arts over de drempel worden geholpen. Maar vele anderen zullen geen last willen hebben van tiepjes zoals ik. (..) Adviseurs die heel ernstig kijken en die voor even zinloos als vervelend oponthoud kunnen zorgen (..)”.
Zinloos en vervelend oponthoud? Is dat wat er overblijft van de zorgvuldige procedure die de Wet beoogt? Moet iedereen die daarom vraagt maar eentweehupsakee de middelen worden verstrekt om er een eind aan te maken? Iedereen in een (behandelbare!) depressie zichzelf maar van kant laten maken? Ouderen die nooit bezoek krijgen? Mensen met geld wiens nazaten niet kunnen wachten? Ik heb al langer de indruk dat de Euthanasiewet wordt uitgehold door zogenaamd menslievende artsen, die alles maar als uitzichtloos ondraaglijk leiden kwalificeren om maar tegemoet te kunnen komen aan de dringende wens van de patiënt (onder andere omdat ik in mijn omgeving hoorde van een kerngezonde 97 jarige die op haar dringend verzoek was ge-euthanaseerd wegens een gebroken heup). Dat lijkt enigszins op de uitspraak van een abortusarts van een aantal jaren geleden die zei dat wat hem betreft de door de Wet geëiste noodsituatie ook aanwezig was omdat het buiten regende. Het vlak helt, kortom, al meer dan genoeg zónder dit soort tiepjes die het beter weten dan alle specialisten, wetgevers en het hele democratisch proces bij elkaar. En die dus maling hebben aan de Wet.
Het kader van de Wet interesseert hem niet. Bert Keizer dient onmiddellijk te worden ontslagen als scen-arts. Daarnaast acht ik het alleszins verdedigbaar dat er een strafrechtelijk onderzoek tegen hem wordt ingesteld wegens de verdenking van hulp bij zelfdoding in andere gevallen. Het verschaffen van middelen en het aanzetten tot zelfdoding is immers nog altijd een strafbaar feit. Wat Bert Keizer daar ook van vindt.